Gekust door een Hooglander

 

Tablo reader up chevron

Proloog

De Grachten, Amsterdam, lente,
Het was een heerlijke lente dag toen Jasmijn in de koets in stapte die haar naar Londen zou brengen samen met haar moeder Willhelmina, douairière-hertogin van Bylandt. Haar broer Constantijn, zouden later komen. Want het was een reis voor moeder en dochter alleen en daar zouden ze van genieten. Natuurlijk verheugde Jasmijn zich op al de plekken die ze zouden zien, ze hield namelijk van mooie plekken. Zachtjes begon ze te lachen. Stilletjes dacht ze aan al de boekenwinkels die ze zou zien. Jasmijn had namelijk twee dingen waar ze het meest van hield en dat waren boeken en landschappen. Het was misschien een rare bezigheid voor een lady van haar stand maar dat maakte haar niets uit. De meeste vrouwen van haar leeftijd waren al getrouwd maar Jasmijn nog niet, ze was al een blauwkous. Jasmijn haar hoop in liefde was er nog altijd. Ooit dan zou ze de zelfde liefde als haar ouders ervaren en als dat niet zo was dan had ze vast en zeker genoeg neefjes en nichtjes om mee te spelen. Niemand in haar familie verplichte haar tot een huwelijk, zelfs haar broer Constantijn niet. Als het aan hem lag hoefde ze niet eens te trouwen! Hij stuurde iedere jongeman weg die kwam, mede daar door waren de mannen bang om haar een aanzoek te doen. Op bals en soirees danste ze vaak met jongemannen maar daar bleef het ook bij. Als ze kwamen dan stond Constantijn als een wolf op ze te wachten om ze te verslinden. Jasmijn vond dat hij soms iets te ver gaan maar het leek hem niets te deren. Hij zei dat het juist beter voor haar welzijn was en haar kuisheid. Met haar witblonde haren en haar stralende grijze ogen was Jasmijn altijd het mooiste meisje op de bals of soirees. Veel vriendinnen had Jasmijn echter niet, de enige vriendin die ze eigenlijk had was haar nichtje Annabella maar zij woonde in Londen bij haar moeder en stiefvader de graaf van Wellington. Jasmijn miste haar elke dag, voordat haar tante trouwde met de Engelsman waren Jasmijn en Annabella altijd samen. Ook al verschilde ze veel van elkaar in bepaalde op zichten, toch waren ze de beste vriendinnen die er bestonden. Ze deelde alles met elkaar zoals zusters dat deden. Jasmijn had namelijk geen zusters alleen een broer. Annabella was haar nichtjes van moederskant. Jasmijn was altijd dol op haar tante geweest, eigenlijk was ze haar lievelings tante. Maar dat kwam ook omdat tante Oliva de enige was die ze had. Haar vader, Twent de Winter de zevende hertog van Bylandt, had alleen broers. Van haar ooms hield ze natuurlijk ook, maar Jasmijn was toch meer gehecht aan haar tante en nichtje omdat ze die elke dag zag. Jasmijn hield van haar hele familie. Ze kwam ook uit een hele warme en hechte familie. De douairière was de dochter van een markies en haar vader was de zoon van een hertog. Allebeide families werden zeer gerespecteerd in hun society. Het huwelijk van haar ouders was uit liefde geweest, wat eigenlijk wel bijzonder was aangezien dochters meestal werden uitgehuwelijkt aan oudere rijken mannen omwille van geld of politiek. Jasmijn was altijd bang geweest dat haar vader het zelfde met haar zou doen maar gelukkig was dat het geval niet. Hij wou dat ze haar eigen man zou kiezen. Daar was ze haar vader eeuwig dankbaar voor. Jasmijn wierp nog een blik naar haar geliefde huis, Huize Bylandt, daar stond haar broer hun uit te zwaaien.  Constantijn wou mee gaan voor de veiligheid maar de douairière stond er op dat zij en Jasmijn alleen zouden gaan. Jasmijn zwaaide voor de laatste keer naar haar broer.
“Oh mama ik verheug me zo erg op al de plekken die we gaan zien,” zei Jasmijn.
“Rustig aan meisje, me oude botten zijn niet meer de snelste hoor.” De douairière schoot in de lach.
“Mama dit gaat zo geweldig worden. We gaan tante Olivia en Annabella weer zien.”
“En de graaf van Wellington Jasmijn,” zei de douairière gniffelend. Jasmijn lachte zachtjes. De douairière vond de graaf maar een vreemde man.
“Waarvoor lach je Jasmijn?” Licht geschrokken keek ze haar moeder aan.
“Ik lach helemaal niet mama.”
De douairière snoof ongelovig. Ze wist precies wanneer Jasmijn loog en wanneer niet. Jasmijn dacht al de keren dat haar moeder door had wanneer ze loog. De douairière kende al haar kinderen heel goed en ze wist altijd alles wat er gebeurde, ook al ze er niet was. Tevreden zuchtte Jasmijn en legde haar hoofde op de schouder van haar moeder. Ze hield zielsveel van de douairière en niets zou dat veranderen. De douairière keek naar haar dochter en drukte een kus op haar slaap. Jasmijn nestelde zich tegen haar moeder aan voor de reis. Algauw waren ze al uit Amsterdam en reden ze door een ander dorpje. Tot groot genoegen van Jasmijn stopte zij en de douairière af en toe bij een bakkerij om een beetje te eten. Haar gedachten ging direct naar alle bakkerijen in Frankrijk, daar zou ze heel veel eten. Jasmijn dacht aan al de leuke dingen die ze zouden gaan doen voordat ze in Londen aan kwamen. Na het eten gingen ze weer verder met hun reis. Jasmijn nam natuurlijk een paar plakken cake mee voor onderweg. Met een glimlach op haar gezicht doezelde ze langzaam in slaap. Toen Jasmijn wakker werd reden ze naar een plaatselijke herberg waar ze zouden overnachten. Jasmijn en de douairière deelden een kamer, zo waren ze dicht bij elkaar en dat vond Jasmijn helemaal niet erg. Kreunend van de pijn stapte Jasmijn uit de koets, haar lichaam deed pijn van het te lang zitten in de koets. De douairière beloofde Jasmijn een warm bad en een heerlijk maaltijd, dat klonk Jasmijn als muziek in de oren. Ze wierp haar moeder een dankbare glimlach. De herbergier begeleide hun naar hun slaapvertrek. Hun spullen werden naar boven gebracht door de dienstmeisjes en er kwam een warm bad voor Jasmijn en de douairière. Jasmijn zuchtte te vrede toen ze het warme water in ging. De douairière glimlachte.
“Laat nog wat warm water voor mij over hè meisje,” zei de douairière plagend. Jasmijn lachte.
“Mama wees gerust, ik zal niet al het warm water op maken.” De douairière ging op bed zitten en keek naar het raam. Jasmijn vermoede dat ze de oude hertog miste. Dat kon niet anders, ook al was hij pas een jaar overleden. Opeens voelde Jasmijn zich schuldig, zij wou deze reis per se maken terwijl haar moeder nog in rouw was. Als ze maar thuis waren gebleven, maar dan nog zou ze de hertog missen. “Mama wilt u terug naar huis gaan? Ik kan ook alleen reizen,” zei Jasmijn.
“Nee lieverd, ik ga met je mee. Constantijn kan best zonder ons als je je daar over druk maakt,” antwoorde de douairière. Jasmijn glimlachte maar voelde zich nog altijd een beetje schuldig. Ze besloot het met rust te laten en ging uit bad, daarna ging de douairière in bad in en zuchtte ook tevreden door het warme water. Na afloop werden hun maaltijden naar boven gebracht omdat de douairière liever boven wou blijven. Zo hoefden ze niet weer alle kleding aan te trekken. Jasmijn genoot van de aandacht van haar moeder en de douairière genoot van de aandacht van haar dochter. Na het eten zaten Jasmijn en de douairière nog even te praten over van alles en nog wat, maar de douairière had het voornamelijk over liefde.
“Jasmijn lief kind, wil je ooit trouwen?” vroeg de douairière opeens. Jasmijn fronste. Het verbaasde haar dat de douairière zo iets vroeg aangezien Jasmijn een blauwkous was. “Misschien zal ik ooit een man ontmoeten van wie ik zal houden maar als dat niet zo is dan blijf ik bij u. Dat mag toch wel mama?”
“Ik zou niets liever willen me kindje, maar ik zou ook graag een paar kleinkinderen willen van jou want Constantijn doet ook niets om te gaan trouwen.” De douairière had gelijk, Constantijn zocht geen vrouw om mee te trouwen maar alleen voor pleziertjes.
“Als Constantijn over een jaar geen vrouw heeft mama, dan zal ik mijn best doen om een geschikte echtgenoot te vinden.”
“Ik wil alleen dat je trouwt uit liefde Jasmijn en niet uit verplichting. Ik wil dat je net als mij en papa ware liefde ervaart en dat door geeft aan je kinderen.” Jasmijn knikte. Jasmijn zou ook heel graag ware liefde als haar ouders mee maken. Ook al was haar vader overleden, haar moeder hield nog steeds van haar man. En dat zou ook altijd zo blijven, maar Jasmijn had nooit zo een gevoel gehad bij een van de jongemannen in Amsterdam. Het baarde haar soms wel zorgen als ze een man zou vinden of juist niet. Het probleem was niet dat ze helemaal niet wou trouwen, ze wou graag trouwen zelfs maar alleen uit liefde. Ooit zou Jasmijn gelukkig zijn dat wist ze zeker.
“Ik zal ook trouwen uit liefde mama,” zei Jasmijn met een glimlach. De douairière knikte goedkeurend. Jasmijn wist dat haar moeders wens was om haar te zien trouwen en ze hoopte die wens ooit te vervullen. Jasmijn keek haar moeder aan en omhelsde haar. “Maakt u geen zorgen mama, het zal goed komen.” De douairière omhelsde haar terug. Jasmijn kroop dicht tegen haar moeder aan en viel in slaap samen met de douairière.
De volgende ochtend werd Jasmijn als eerst wakker, het was nog stil in de herberg maar dat kon niet anders want iedereen sliep nog. Jasmijn besloot haar dagelijkse ochtend wandeling te maken. Haar dienstmeisje Anemoon sliep nog dus ging ze alleen. Jasmijn genoot van de heerlijke geur van de ochtend en de nevel op het gras. Ze had een simpele gestreepte jurk aan getrokken zodat ze makkelijker kon lopen. Natuurlijk lette Jasmijn goed op waar ze liep zodat ze niet zou verdwalen. Tijdens haar wandeling zag ze boeren vroeg in de ochtend bezig met hun dieren. Maar Jasmijn keek naar een klein jongetje die samen met zijn vader rende door het gras. Jasmijn glimlachte. Vroeger speelde haar vader ook zo met haar en Constantijn in de tuin of op het landgoed van haar vader.
“Papa! Papa!” riep het jongetje vrolijk. Hij rende naar Jasmijn toe en de vader kwam achter haar aan.
“Goedemorgen milady, bent u verdwaald?” vroeg de man beleefd.
“Nee meneer, ik maak gewoon een wandeling.” De man knikte.
“Hoe heet u, milady?” vroeg het jongetje. Hij was ongeveer een jaar of vijf. Jasmijn zakte door haar knieën.
“Ik heet Jasmijn en jij?” Het jongetje lachte.
“Ik heet Tim, milady.” Jasmijn aaide hem over zijn hoofdje. Hij bukte en plukte een bloem.
“Alstublieft lady Jasmijn,” zei Tim verlegen. Jasmijn nam de bloem aan en zette het achter haar oor.
“Dank je Tim, het is prachtig.” Jasmijn omhelsde hem, toen ging Tim weg samen met zijn vader. Jasmijn besloot om terug te gaan naar de herberg. Onderweg zag Jasmijn een paard en haar veulen, haar gedachten ging direct naar haar moeder toe en ze glimlachte. Jasmijn versnelde haar pas om snel bij de herberg te komen voor het ontbijt. Toen ze bij de herberg aan kwam zag ze dat er een groep vreemde mannen was aan gekomen. Rillingen liepen over haar rug. De mannen wierpen haar wellustige blikken toe. Snel liep ze de trap zodat ze niet meer naar haar konden kijken. Toen ze de kamer bereikte was ze uit geput. Hijgend liep Jasmijn de kamer in.
“Wat is er gebeurd lieverd?” vroeg de douairière bezorgd. Jasmijn schudde haar hoofd en kwam op adem.
“Niets mama, ik wou gewoon zo snel mogelijk naar boven komen voordat u me zou gaan zoeken.”
“Ik wist dat je je dagelijkse wandeling ging maken Jasmijn dus ik maakte me geen zorgen.” Jasmijn glimlachte naar haar moeder. Ze liep naar het raam toe en keek naar buiten. Haar dienstmeisje Anemoon kwam haar en de douairière helpen met hun kleding en bracht na dien het ontbijt naar boven. Jasmijn had geen zin om beneden te gaan zitten met die mannen in een ruimte. Ze voelde zich overal comfortabel maar die mannen gaven haar de rillingen dus vermeet ze hun het liefst. Na het ontbijt gingen Jasmijn en de douairière verder met hun reis. Jasmijn genoot van het uitzicht op het platteland. Ze zag kinderen spelen en rennen, koeien grazen, geiten blaatte een stuk aan door. Jasmijn voelde een heerlijke lente briesje door haar haren gaan. Ze had die vandaag los gelaten. De douairière tekende Jasmijn terwijl ze het raampje uit keek. Jasmijn voelde zich intens gelukkig. Het was lente, de zon scheen en er was een heerlijke sfeer in de koets. Haar dienstmeisje Anemoon zat ook in de koest bij hun. Ze vond het vreemd dat ze bij Jasmijn en de douairière in de koets mocht zitten.
“Milady, moet ik niet bij de koetsier op de bok gaan zitten?” vroeg Anemoon nog eens. Jasmijn wierp haar een glimlach.
“Nee Anemoon. De douairière en ik willen dat je hier bij ons zit,” zei Jasmijn lief. Anemoon glimlachte naar haar en keek toen ook naar buiten. Niet lang daarna reden ze het volgende dorpje in en stopte wederom weer bij een bakkerij omdat Jasmijn chocoladecakejes wou eten. De douairière lachte. Jasmijn nam Anemoon ook mee naar binnen.
“Milady, als His Grace ons zo zou zien dan zou hij ongetwijfeld boos worden,” zei Anemoon blozend.
“Constantijn zou het helemaal niet erg vinden, Anemoon. Als ik ga wandelen en daarna iets ga eten dan komt Simone ook mee eten.”
“Ja, en wen er nu maar aan Anemoon. Je bent me dienstmeisje maar niet me slavin, begrepen?”
Anemoon knikte.
“Ja milady,” zei Anemoon. Jasmijn glimlachte en bestelde de cakejes en een pot warme thee. Anemoon was pas bij Jasmijn in dienst gekomen na dat haar oude dienstmeisje Besje met pensioen was gegaan. Jasmijn miste haar wel vaak maar Anemoon was ook een leuk meisje. Ze was ook jong en Jasmijn kwam niet vaak in contact met jongedames omdat die haar liever ontweken dan met haar spraken.
“Anemoon misschien zouden we een nieuwe jurk voor je moeten laten maken als we in Frankrijk zijn!” riep Jasmijn vrolijk.
“Milady, dat kan helemaal niet. Ik heb geen geld voor een nieuwe jurk,” antwoorde Anemoon met rode wangen. Jasmijn klakte met haar tong.
“We laten toch een of twee voor je maken.”
“Of een hele nieuwe garderobe,” zei de douairière nonchalant. Anemoon zette grote ogen op.
“Your Grace, dat kan niet, dat is mijn maand salaris.”
“Anemoon, His Grace bekostigt het.” Het leek alsof het meisje elk moment zou gaan flauw vallen.
“Maar Yo-“
“Anemoon zie het als een cadeautje van mij en de douairière. Ik zou het erg waarderen als je het aan nam.” Anemoon was in tweestrijd met zich zelf.
“Ja milady.” Jasmijn knikte. Anemoon lachte naar Jasmijn en de douairière. Jasmijn keek naar buiten en zag hun koetsier op het bok zitten. Ze pakte een bordje met een plakje cake en liep naar buiten toe.
“Thomas, ik heb een plakje chocolade cake voor je gebracht!” riep Jasmijn. Thomas keek naar Jasmijn en er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Hij sprong van de bok af. Thomas tikte op zijn hoed.
“Dank u milady,” zei Thomas. Jasmijn gaf hem het bordje met de plak cake. Thomas nam die dankbaar van haar over. Jasmijn draaide zich op om en liep de bakkerij weer binnen. Anemoon keek naar Thomas en bloosde.
“Vindt je Thomas leuk?” vroeg Jasmijn nieuwsgierig. Anemoon schrok en bloosde.
“Milady, belooft u meneer Thomas niets te vertellen?”
“Al je geheimen zijn veilig bij ons,” zei de douairière met een glimlach. Jasmijn wist dat haar moeder een hopeloze romanticus was. Ze wou alles voor de liefde doen. Jasmijn richtte haar blik weer op Anemoon. Ze had een deel van het gesprek gemist maar aan de twinkel in de ogen van haar moeder wist ze dat de douairière iets van plan was met Anemoon en Thomas. De douairière was een heuse koppelaar, de enige die haar moeder niet had gekoppeld was haar tante Olivia. Toen ze de graaf van Wellington had ontmoet vond de douairière hem maar een hele vreemde man en niets zou haar gedachten doen veranderen over de graaf. Jasmijn schudde haar hoofd.
Toen ze klaar waren met eten ging hun reis weer verder en Jasmijn genoot wederom van alles dat ze zag. Ze reden een flink stuk door zodat ze niet zo lang onderweg waren. Jasmijn verheugde zich op al de tuinen die zou zien en alle bals en soirees. De graaf had een prachtige tuin die haar moeder zeker zou tekenen. Met die gedachten keek Jasmijn uit het kleine raampje van de koets. Opeens moest Jasmijn geeuwen. Het begon al laat te worden en de zon ging al zakken. De douairière was al in slaap gevallen en Anemoon ook. Jasmijn bleef naar buiten kijken en genoot van elk moment. Ze voelde zich altijd gelukkig maar als ze reisden naar Londen voelde ze zich nog veel gelukkiger dan ooit. Er scheen nog wat licht, Jasmijn pakte een van haar boeken onder de stoelen vandaan en begon te lezen. Algauw werd het te donker om te lezen dus zette ze het boek weg en wachtte tot dat de koets zou stoppen. Het duurde echter lang voor dat Thomas stopte met rijden. Het volgende dorpje was iets verder afgelegen. Jasmijn geeuwde weer. Ze pakte twee lakens en dekte Anemoon en de douairière af. Ze keek naar haar moeder die al lichtjes grijs begon te worden. De douairière was de zonnestraal in haar vaders leven, de hertog hield met zijn hart van haar. Toen hij ziek werd ging het ook slecht met haar, met pijn in haar har had Jasmijn toe gekeken hoe haar vader overleed. Met tranen in haar ogen viel ze in slaap. Het was wel oncomfortabel maar ze had geen andere keuze. Af en toe werd ze wakker om te verschuiven, de bankjes van de koets waren niet gemaakt om op te slapen maar Jasmijn nam genoegen met wat ze had. Toen de zon een beetje aan de hemel stond werd de douairière langzaam wakker, ook zij kon ook niet meer slapen. Ze hadden een heel eind gereden maar het volgende dorpje was nog steeds ver af gelegen. Ook Anemoon werd plots wakker. Niemand had echt goed geslapen maar ook niemand klaagde daar over. Jasmijn pakte haar boek, de douairière pakte haar kladblok en Anemoon pakte een borduurwerkje. Iedereen was rustig bezig in de koets. Jasmijn had medelijden met Thomas, die had de hele nacht op de bok gezeten. Opeens schoot Jasmijn naar voor, Thomas begon harder te rijden. Met een frons stak ze haar hoofd uit het klein raampje. In de verte zag ze een dorpje liggen. Jasmijn glimlachte. “We zijn er bijna,” zei Jasmijn met een brede glimlach. De douairière zuchtte op gelucht en Anemoon knikte te vrede. Thomas stopte de koets en sprong van het bok. Hij laadde het trapje uit en hielp de dames de koets uit. Dankbaar strekte Jasmijn haar rug uit. De douairière keek om zich heen, het was een rustig boerendorpje. Jasmijn en de douairière gingen naar de dichts bij zijnde herberg. Die bleek echter vol te zitten net als ze de andere twee herbergen in het dorpje, maar ze konden wel iets te eten krijgen. Ze besloten naar het volgende dorpje te gaan. Jasmijn hoopte dat ze daar een plek zouden vinden om te kunnen baden en eventueel te slapen. Ze verlangde naar een zacht bed om op te rusten. Thomas hielp ze de koets en deed het deurtje dicht. De douairière pakte haar kladblok en ging verder met tekenen. Er werd voor de rest niet veel gesproken, iedereen was moe en nukkig. De douairière was uit haar humeur en Jasmijn zelf ook. Normaal was ze een vrolijk mens maar vandaag wilde ze het liefst gaan slapen. Jasmijn hoorde nog een koets aan komen. Ze stak haar hoofd uit het raampje om te kijken maar ze zag niet veel. Hun koets blokkeerde het zich naar achteren. Zuchtend ging ze weer zitten, net zoals hun waren er mensen op door reis. Jasmijn pakte haar boek weer en ging verder met lezen. Af en toe keek ze naar buiten om te zien hoe ver ze waren. Over een paar dagen zouden ze in Frankrijk zijn. Jasmijn glimlachte en keek toen weer in haar boek. De rest van de dag was het rustig. Af en toe stopte ze om te eten en drinken. Uiteindelijk toen het avond werd stopte ze bij een herberg om de nacht door te brengen. In de ochtend zouden ze direct vertrekken want de douairière wou een flink stuk door reizen. Jasmijn daarin tegen zou graag nog wat uurtjes willen blijven liggen maar als ze snel in Londen wouden aankomen moesten ze lange stukken door reizen. De douairière regelde een kamer voor haar en Jasmijn. Hun spullen werden naar hun kamer gebracht en het eten werd gebracht voor ze. Jasmijn kamde haar haren uit en bond het samen in een staart. De douairière ging op bed liggen en zuchtte. Jasmijn ging naast haar moeder liggen en pakte haar hand vast. De douairière keek haar aan en glimlachte. Opeens kreeg Jasmijn een akelig gevoel in haar buik.
Er werd toen op de deur geklopt. Jasmijn stond op en liep naar de deur toe.
“Milady, ik ben het Anemoon,” zei Anemoon rustig. Jasmijn deed de deur open en Anemoon liep de kamer in. “Is er iets mis?” vroeg Jasmijn aan Anemoon.
“Ik kwam vragen als u of Your Grace iets nodig hadden, milady.” De douairière stond op en liep naar het raam toe.
“Anemoon je k-” Jasmijn werd onderbroken door een harde klap tegen hun deur. Alle ogen waren gericht op de deur. Na nog een knal ging de deur met een zwaai open. Jasmijn en Anemoon gilden allebei, de douairière ging voor hen staan. Een grote man in nette kleding liep de kamer binnen. Jasmijn herkende de mannen, ze had hen gezien bij de vorige herberg waar ze waren stopt. De man had een litteken op zijn voor hoofd die grensde bij zijn haarlijn. Jasmijn huiverde van angst.
“Wat willen jullie?” vroeg de douairière. De mannen begonnen te lachen maar zeiden niets.
“Dat zal je gauw genoeg zien.” Jasmijn pakte de hand van haar moeder vast en die van Anemoon, daarna werd alles donker…

Comment Log in or Join Tablo to comment on this chapter...

Hoofdstuk 1

Twee jaar later, Lochalsh Castle, Isle of Ewe,
Sir Kendric, laird van Lochalsh Castle, zat tegen over een van zijn bediende te luisteren naar wat ze te zeggen had. Eerlijk gezegd was al verveeld door haar hele verhaal maar de oude bediende klonk nog al bezorgd. Ze was er pas twee dagen en ze had heel veel te zeggen over zijn kasteel. Wat hem soms mateloos irriteerde. Geërgerd keek hij Willhelmina aan. Waar over sprak ze ook al weer? Kendric knipperde met zijn ogen toen ze hem een tik op zijn vingers gaf. Had ze hem nou echt een tik op zijn vingers gegeven alsof hij een klein kind was die tegendraads deed? Vol ongeloof keek Kendric haar aan. Deze oude vrouw had wel heel veel durf om dat te doen.
“Willhelmina lui-”
“Nee milord, luistert u naar mij,” zei Willhelmina met een krachtige stem.  Kendric zuchtte. Hij moest wel luisteren anders zou Willhelmina nog een woede uitbarsting krijgen en daar zat hij nu echt niet op te wachten. Kendric besefte dat Willhelmina hem nog altijd streng aan keek.
“Dus wat is het probleem Mina?” Geërgerd zuchtte Willhelmina hem aan.
“Milord, zo praat u niet tegen een hertogin! En ik vertelde u van mijn dochter.” Met opgetrokken wenkbrauwen keek ze hem aan. Dus ze was serieus over de hele hertogin gebeuren. Wacht zei ze net iets over een dochter? Kendric besloot beter te gaan luisteren.
“Wat is er met je dochter Lisa?” Was dat wel haar naam?
“Mijn dochter heet Jasmijn! En ze is gewond, al sinds we hier zijn.” Kendric knikte.
“Maar wat is het probleem?”
“Haar wond moet worden na gekeken.” Willhelmina keek hem woedend aan. Het kon Kendric niet veel schelen maar de oude vrouw was moeilijk om af te schudden. Dit alles irriteerde Kendric mateloos. Een koppige bediende kon hij op dit moment niet gebruiken en al helemaal als die bediende een gewonde dochter had. Hij moest op dit moment oorlog voeren met de MacDonald clan en niet hier in het solarium zitten met een zeurende bediende die beweerde dat ze een hertogin was. Boos keek hij naar Willhelmina, die keek hem nog bozer aan. Maar toen zag Kendric de bezorgde blik in haar ogen. Ze maakte zich zorgen om haar kind. Opeens realiseerde hij zich dat zijn moeder ook naar hem had gekeken toen hij voor het eerst het slagveld op ging. Geërgerd haalde hij zijn hand door zijn haar. “Laat me zien waar ze ligt,” hoorde hij zich zelf zeggen. Dat hoefde hij kennelijk niet nog een keer te herhalen want Willhelmina rende zo wat het solarium uit naar de kamer waar zij en Jasmijn sliepen. Kendric liep snel achter haar tot hij tegen haar botste toen ze onverwachts stopte met lopen. Willhelmina deed de kamer deur open en liet hem als eerst naar binnen gaan. Kendric zag een lange gestalte op een strozak liggen. Was dat een vrouw? vroeg Kendric zich zelf af. Maar toen hij dichter bij ging zag haar gezicht en haar lichaam veel beter. Kendric probeerde haar naam weer voor de geest te halen. Diep in gedachten keek hij haar aan dat hij niet door had dat ze haar ogen had open gemaakt. Twee grijzen kijkers keken hem aan. Kendric knipperde even met zijn ogen toen hij zachtjes hoorde kreunen van de pijn. Oh ja haar wond, bracht Kendric zich zelf weer bij.
“Jasmijn?” Dat was haar naam toch? vroeg Kendric zich zelf af. Ze deed haar ogen weer dicht en haalde diep adem. “Ja milord,” antwoorde ze met een hese stem. Kendric stelde haar gerust en controleerde haar wond. Het was een diepe wond en het was al gaan ontsteken. Nog eens bekeek hij Jasmijn. Er was oud en vers bloed op haar jurk. Kendric stuurde Willhelmina om zus Vanora te halen. En de rest van de bediende stuurde hij om warm water en een bad te halen. Hij bleef echter achter alleen met Jasmijn die hem heel wantrouwig aan keek. Ze vertrouwde hem niet. Willhelmina kwam samen met Vanora aan gelopen. Kendric vertelde haar wat er aan de hand was. Vanora begreep direct dat zij de zorg van Jasmijn op zich had en dat ze hem niet moest lastig vallen.

Drie weken later liep Jasmijn door het kasteel heen alsof het haar eigendom was. Ze deelde de lakens uit en iedereen luisterde naar haar. Zelfs de kasteelvrouw Vanora luisterde naar haar. Jasmijn was wel nieuwsgierig geworden naar de laird van Lochalsh Castle. Ze had hem namelijk maar één keer gezien, maar ze zag toen nog al wazig dus ze wist niet hoe hij er echt uit zag. Elke keer als ze dacht dat ze hem zou zien, was hij er niet of bleef hij in het solarium eten. Maar vandaag had Jasmijn er genoeg van. Zelfs zijn naam wist ze niet. Dat moesten één van de bediende wel weten dus besloot ze het te vragen. Ook al zou het raar zijn als ze het vroeg, maar als ze het niet deed dan zou ze zijn naam ook niet weten en ze wou hem nog bedanken dat ze hier mocht blijven samen met haar moeder. Jasmijn wist dat ze over een paar dagen zouden moeten vertrekken. Misschien konden ze de weg naar Londen toch vinden en naar tante Olivia gaan. Dan zou ze een brief naar Constantijn schrijven en hij zou hun komen halen. Ja, dat was een uitstekend plan, dacht Jasmijn. Met een glimlach liep Jasmijn naar de keuken toe. Een grote groep mannen stond daar. Ze hadden allemaal een wapenuitrusting aan. Jasmijn voelde geen enkele angst voor deze mannen, integendeel. De mannen bekeken haar alsof ze een wezen was met twee koppen, maar waarom eigenlijk? Dat wist Jasmijn ook niet. Eleonora, de kokkin, stond in het midden van de keuken met een grote pollepel te zwaaien. Jasmijn keek haar met grote ogen aan toen ze begon te vloeken. Blijkbaar had een van de mannen iets gezegd dat haar niet beviel en Jasmijn wou weten het was. “Eleonora, wat is het probleem?” vroeg Jasmijn kalm. Eleonora keek haar aan.
“Milady, deze heren willen dat ik het zwijn vandaag klaar maak maar ik doe het pas als het adel is.” Jasmijn keek de heren aan en knikte. “Eleonora maak het zwijn nou maar klaar,” zei een zware stem. Jasmijn keek even rond en haar ogen viel op de langste man van de groep mannen. Nieuwsgierig keek ze hem aan. Net als lady Vanora had hij rood haar maar die van hem waren in twee dikke vlechten gevlochten, dit net iets over zijn schouders vielen. Zijn hemelsblauwe ogen keken haar onderzoekend aan. Toen zijn ogen die van haar vonden wende direct haar blik af en keek weer naar Eleonora die giftig naar de man keek. “Sir Kendric, ik maak het zwijn morgen klaar.” Jasmijn merkte dat hij niet blij was met het antwoord dat Eleonora hem had gegeven. Ergens hoorde Jasmijn een lage grom. Eleonora keek Jasmijn aan. “Heren, als Eleonora zegt dat ze het zwijn morgen klaar maakt dan zal ze dat doen en gaan jullie nu de keuken uit.” De mannen bromden boos. “En wie mag u zijn dat u ons bevelen geeft?” wierp een van de mannen tegen.  Per direct draaide Jasmijn haar om. “Lady Jasmijn de Winter en als dat antwoord je niet bevalt dan kras je maar op!” Achter zich hoorde Jasmijn Eleonora zachtjes lachen. Al de mannen keken haar met opgetrokken wenkbrauwen aan. “Milady, dit is uw kasteel niet dus bemoei u zich hier niet mee.” Vinnig keek Jasmijn hem aan.  Dit zou ze zeker aan de kasteelheer zeggen als ze hem zag. Alsof ze wist hoe hij er uit zag. “U dient mij met respect aan te spreken, sir,” zei Jasmijn licht geïrriteerd. Iedereen inclusie Eleonora keken Jasmijn met grote ogen aan. Had ze dan iets verkeerds gezegd dan? Het maakte toch niet uit want ze had het al eenmaal gezegd en ze zou het niet terug nemen. Maar het antwoorde dat ze had gegeven had de lange man voor haar boos gemaakt.
“Milady, hoe durft u om mij zo aan te spreken in mijn kasteel en ook nog voor mijn mannen,” zei hij kwaad. Jasmijn keek hem koel aan. Ze zou zich echt niet laten afschrikken of laten intimideren door een van deze mannen. Jasmijn rechte haar rug. “Milord, de werkelijke kasteelheer zal het niet fijn vinden als hij u zo hoort praten. Maar als u uw stem niet dimt dan z-”
“Dan zult u naar de kasteelheer gaan, milady? Als u dat van plan bent dan zal ik u moeten teleurstellen want u praat op dit moment tegen hem.” Jasmijn haar oren begonnen direct te suizen. Was hij de kasteelheer? Jasmijn knipperde met haar ogen en keek hem nog eens aan. Voordat ze erg in had zei Jasmijn de eerste woorden die in haar op kwamen: “Milord, u bent een varken.” Na die woorden liep ze met opgeheven hoofd weg. Het kon haar niets schelen als hij haar het kasteel uit gooide dan was ze direct af van hem. Maar waarom klopte haar hart zo snel? Het was gewoon de nervositeit hield Jasmijn haar zelf voor. Jasmijn had direct een afkeer van hem gehad. Als hij zo tegen haar sprak dan deed hij het vast en zeker ook bij andere vrouwen. Het verbaasde Jasmijn totaal niet dat hij niet getrouwd was. En met dat gedrag zou hij ook geen vrouw weten vinden. “Arrogante kwast,” mompelde Jasmijn.
“Wie is een arrogante kwast?” vroeg Vanora. Jasmijn schrok. Ze had niet verwacht dat er iemand achter haar liep. Toen Jasmijn echter geen antwoord gaf nam Vanora het woord.
“Je hebt Kendric ontmoet heb ik begrepen.” Jasmijn kneep haar ogen dicht, ze dacht liever niet aan de
gebeurtenis van een paar minuten terug, maar knikte toen toch naar Vanora. Die begon zachtjes te lachen. Jasmijn voelde zich beschaamd en durfde Vanora niet aan te kijken. De kennismaking met Kendric was niet echt gladjes verlopen moest Jasmijn toegeven. Maar ze had er totaal geen spijt van wat ze had gezegd. Ze zou het zo nog een keer als het aan haar lag! Nee, dat zou ze helemaal niet doen. Jasmijn zuchtte. Kendric haatte haar nu ongetwijfeld. Zeker na dat ze zich had gedragen alsof alles het kasteel van haar was. Als haar moeder wist hoe ze tegen Kendric had gesproken zou ze vast en zeker boos zijn geworden op Jasmijn. Maar Jasmijn zou haar moeder niets zeggen en ze hoopte dat de douairière er niet achter zou komen. Snel zette Jasmijn die gedachte van haar af. Op een of andere manier zou ze het goed maken met Kendric. Dat wil zeggen als hij Jasmijn en de douairière niet het kasteel uit schopte. Als Kendric hun wegstuurde was het geheel haar schuld en dat wist Jasmijn wel. Maar daar wilde ze liever niet aan denken. Samen met Vanora ging Jasmijn naar de grote hal waar later het avondeten werd op gediend. Jasmijn zocht haar moeder maar Kendric wenkte haar om naast hem te komen zitten. Het liefst was ze weg gerend maar dat kon natuurlijk niet. Met opgeheven hoofd liep Jasmijn naar de stoel links van Kendric. Opeens moest Jasmijn er aan denken dat haar moeder vroeger ook links van haar vader zat. Zuchtend liet Jasmijn zich zakken op de stoel. Opeens werd ze overlaten door verdriet. Ze miste Constantijn en haar vader. Maar ook ze miste Amsterdam ook en Huize Bylandt. Kortom Jasmijn miste haar vertrouwde thuis. “Waarom zucht u, milady?” vroeg Kendric koel. Jasmijn keek hem aan. Kon hij hun niet gewoon weg sturen? En waarom moest hij zo knap zijn! Heel even keek Jasmijn naar Kendric. Al snel ontmoeten hun blikken elkaar, Kendric glimlachte naar haar en keek weer voor uit zich. Die man was de duivel in persoon dat wist ze heel zeker. Met gloeiend rode wangen keek Jasmijn de anderen kant op. “Milord, ik ben gewoon een beetje uitgeput,” zei Jasmijn zonder naar hem te kijken. Gelukkig hield Kendric wijselijk zijn mond dicht. Dat was maar goed ook want Jasmijn had geen gespreksstof om over te praten en over het voorval in de keuken sprak ze liever. Integendeel probeerde ze het te vergeten. Het liefst was Jasmijn weg gegaan uit Lochalsh Castle, maar sir Jamie zocht hun waarschijnlijk nog steeds. Onwillekeurig rilde Jasmijn van angst. Ze wou nooit meer zo behandeld werden. Jasmijn had vanaf het moment dat ze ontsnapt waren gezworen dat ze op een of andere manier terug de weg naar Amsterdam zouden vinden. En niemand zou haar tegen houden. Zelfs sir Kendric niet. Ook al zou ze Schotland ergens wel missen, ze wou terug naar huis gaan. Haar oude vertrouwde thuis.

 

De volgende dagen daarop zwaaide Jasmijn de scepter in Lochalsh Castle alsof ze nooit anders had gedaan. Ze genoot er eerlijk gezegd heel veel van, maar Kendric iets minder. Jasmijn was nog erger dan Vanora! Geërgerd liet Kendric zich in het warm water zakken. “Lady Jasmijn, zou u mijn rug kunnen wassen?” vroeg zijn jongste broer Arthur. Kendric wierp zijn broer een woedende blik toe. Maar die grinnikte alleen maar. “Waarover maak je je nou druk? Je bent heus niet met lady Jasmijn getrouwd,” zei zijn broertje Malcolm. Kendric hoorde Broderick zachtjes lachen naast hem. Hij was inderdaad niet getrouwd met haar dus waarom maakte hij zich nou druk om. Arthur mocht Jasmijn hebben van zijn part! Nee, toch niet. Anders zou ze hier in het kasteel komen wonen en daar had Kendric geen zin in. Het was al erg genoeg dat ze hem kwam halen om in bad te gaan samen met de andere mannen. Hij was veel liever naar het maîtresse Charlotte gegaan en met haar in bad gegaan. Dat idee stond hem wel aan. Met een glimlach stond Kendric op maar algauw hoorde hij iemand een verbaasd gilletje slaken. Kendric keek waar het geluid vandaan kwam, het was Jasmijn. Haar ogen waren zo groot als theeschoteltjes. Kendric gromde en nam zijn kilt. Blijkbaar was Jasmijn het niet gewend om naakte mannen te zien. Pech voor haar, dacht Kendric geïrriteerd. Jasmijn keek hem nog altijd geschokt aan. Het kon Kendric niets schelen, hij nog wat beters te doen dan zich om Jasmijn zorgen te gaan maken. Op het moment zelf moest Kendric de strijd voeren met de MacDonald clan in plaats van nutteloos binnen te zitten om een helleveeg die zijn leven ondragelijk maakte op alle mogelijke manieren. En daarbij nog een helleveeg met grote grijze ogen die hem de hele tijd nieuwsgierig aan keken. Kendric gromde. “Milord, in bad nu!” hoorde hij Willhelmina roepen. Geërgerd rolde hij zijn ogen. Nog een nagel aan zijn doodskist. Waar aan had hij dit in ’s hemelsnaam verdiend? Jasmijn was net zo erg als die bazige moeder van haar bedachte Kendric zich op eens. Hij zou echt geen bevelen aan nemen van een oude vrouw. Jasmijn commandeerde hem al meer dan genoeg vond hij. Maar toch kon ze het niet laten om hem op zijn rug te tikken. “Milord, zou u alstublieft terug in bad willen gaan?” vroeg ze zacht. Kendric draaide zich om. Jasmijn keek hem niet meer zo nieuwsgierig aan, maar er lag wel een zachte blik in haar ogen waar hij een vreemd gevoel van kreeg. Meteen deed hij wat ze van hem vroeg, zonder maar ook iets te zeggen. Zijn broers keken hem geamuseerd aan. Kendric ergerde zich aan hen. Jasmijn zou er van lusten als hij alleen met haar was dat wist hij zeker. Na de grote bad liep Jasmijn zingend door de gangen van het kasteel. In Amsterdam deed ze dit soort dingen nooit maar dat kwam ook omdat alles voor haar gedaan werd. Jasmijn vond het jammer dat ze dit soort dingen niet mocht doen. Opeens besloot ze dat ze misschien een huwelijk met Kendric moest overwegen. Nee, Kendric zou haar niet willen, hij kon haar namelijk niet uit staan.  Ze was zijn type vrouw niet, maar waarom maakte Jasmijn zich nou druk om? Het zou haar niets moeten schelen van wat voor soort vrouwen hij hield, maar toch deed het haar wel pijn. Maar wat Jasmijn het meeste boos maakte was dat er haast elke avond een vrouw met lavendel kleurige ogen met zwart haar naast hem zat. Precies drie weken geleden had zij ook zo naast hem gezeten. Jasmijn was bang dat ze verliefd op Kendric werd, diep in haar hart wist Jasmijn dat ze al verliefd was op hem als ze dat nou toe wou geven of niet. Ze moest haar hoofd koel houden als ze terug naar Amsterdam wou gaan. Jasmijn had geen tijd voor liefde. Nu niet en de volgende maanden ook niet, hield ze zich zelf voor. Opeens dacht Jasmijn aan de woorden die tante Oliva had uit gesproken toen ze de graaf van Wellington had ontmoet: ‘Liefde kent geen tijd noch plek.’ Het probleem was niet dat ze bang was voor de gevoelens die hij bij haar opriep. Nee, het was iets heel anders. Jasmijn was bang dat ze haar hart hier zou achter laten als ze weg ging en dat Kendric het nooit zou weten dat ze van hem was gaan houden. Alsof het hem maar ook iets kon schelen, dacht Jasmijn met tranen in haar ogen. Wie hield ze in ’s hemelsnaam voor de gek? Ze was meteen van Kendric gaan houden van af ze hem in de keuken had gezien bij Eleonora. Ook al was hij wat aan de onbeschofte kant geweest die dag maar dat kon haar niets schelen. Jasmijn hield op met zingen toen ze opeens een luid gebrul hoorde achter zich. Met een kloppend hart draaide ze zich om en zag Kendric met een verhit gezicht naar haar kijken. Wat had ze nu in ’s hemelsnaam weer gedaan? vroeg ze zich zelf af. Kendric zijn ogen spuwde vuur toen hij haar arm vast greep en haar naar het solarium sleept. Ja, hij sleepte haar letterlijk. Als hij zich niet hand in gehouden had hij haar bijna aan haar haren getrokken. Wat hij natuurlijk wel jammer zou vinden want haar haar liet hem aan sneeuw denken. En hij hield van sneeuw. Toen hij eindelijk rustig in het solarium stond trok Jasmijn haar arm los. Jasmijn deed de mouw van haar jurk om hoog. Kendric zag zijn vinger afdrukken om roomkleurige huid. Opeens voelde hij zich een schoft. Hij had haar ook beleefd kunnen vragen als ze met hem mee wou mee komen. Maar hij moest weer eens de woesteling uit hangen. “Lady Jasmijn he-”
“Milord, waarover bent u deze keer niet tevreden?” onderbrak Jasmijn hem. Het viel Kendric op dat haar stem kil klonk. Opeens herinnerde hij zich waarom hij zo woedend was geweest. “Wanneer was u van plan om mij te vertellen dat u uit Blackshore Castle bent ontsnapt samen met u moeder?” Jasmijn haar ogen schoten vuur en opeens kwam er een arsenaal van Hollandse scheld woorden die Kendric niet verstond. Toen ze klaar met haar geratel stond ze nog na te trillen van woede. Blijkbaar had hij het niet moeten vragen stelde hij het vast. Hij wist Jamie nog al perverse fantasieën had en dat hij die maar al te graag bot vierde op zijn dienstmeisjes. Kendric voelde een steek in zijn hart toen hij naar Jasmijn keek. Had Jamie haar aangeraakt? Kendric moest het weten anders zou het hem blijven achtervolgen. “Heeft Jamie je verkracht?” Jasmijn keek hem geschokt maar schudde toen haar hoofd. De beelden van Anemoon flitsten door haar hoofd. Haar gegil en gesmeek. Jasmijn zakte door haar knieën en begon met haar vuisten op het steen te slaan. Kendric zakte ook door zijn knieën. Om te voorkomen dat ze haar handen kapot zou slaan pakte hij haar handen vast. Voor het eerst zag Kendric het verdriet die haar dagelijks verscheurde van binnen. Nog nooit had hij de drang gehad om haar in zijn armen te sluiten en haar te beschermen tegen alle slechte dingen die er bestonden. Jasmijn sloeg haar armen om zijn en nestelde zich tegen zijn brede borst aan. Kendric hoorde haar zachtjes snikken. Zachtjes kuste hij haar en snoof haar geur, ze rook net als de bloem naar waar ze vernoemt. Jasmijn keek hem vochtige ogen aan. Zachtjes streelde hij haar wang. Een warm gevoel verspreide zich in Jasmijn haar lichaam. Toen wist Jasmijn het zeker, ze was verloren. Niets dat haar gedachten kon veranderen. Ze was verliefd op de laird van Lochalsh Castle. Jasmijn was hevig in de war van haar gevoelens voor Kendric. Maar toch besloot ze er van te genieten zo lang het nog kon. Maar haar gedachten gingen toch naar Anemoon en die verschrikkelijke avond. Nooit meer wou ze zoiets mee maken of zien. Het stond in haar geheugen gegrift. Met de achterkant van haar hand veegde ze de tranen weg. Geen enkel meisje mocht zoiets mee maken. Schuld gevoel at haar van binnen op omdat sir Jamie haar wou hebben die nacht. Anemoon had zich zelf ingeruild voor Jasmijn. Ze deed alles voor haar lady. “Ik zal Anemoon wreken,” fluisterde Jasmijn zacht. Kendric tilde haar gezicht op met zijn wijsvinger op. Natuurlijk zou hij willen weten waarom ze huilde. Maar dat was te moeilijk om te vertellen. Het deed haar nog altijd pijn. Niemand zou haar pijn begrijpen, zelfs de douairière niet. Jasmijn zou Anemoon wreken daar zou ze voor zorgen. Sir Jamie zou zijn straf krijgen voor wat hij Anemoon en alle andere dienstmeisjes had aan gedaan. Kendric hielp Jasmijn met op staan en liep met haar naar de grote ronde tafel. Jasmijn liet zich zakken in een van de stoelen. Waarom deed Kendric op eens zo beleefd en aardig? Met enige argwaan keek ze hem. Kendric keek haar zonder enige emotie terug aan. “Sir Jamie heeft nog al perverse fantasieën die hij botviert op zijn dienstmeisjes, weet jij daar meer van?” Jasmijn draaide haar gezicht en keek uit het raam naar buiten. Natuurlijk wist ze van die perverse fantasieën, sir Jamie wou ze graag op haar uit vieren. Jasmijn keek hem weer aan en knikte. Kendric zuchten. Geërgerd ging hij met zijn handen door zijn haar. Jasmijn lette nauwkeurig op elke beweging die hij maakte. Ze raakte in de ban van Kendric, meer dan ze wou toegeven. Kendric was alles wat ze niet wou maar toch nodig had. Opeens moest Jasmijn lachen. Ze dacht aan tante Olivia. Wat ze op dat moment zou zeggen. Jasmijn hoorde tante Olivia's stem al in haar hoofd. 'Zo een man zou geweldige dingen kunnen doen met je meisje! Met hem moet je trouwen lieverd!' Dat zou tante Olivia hebben gezegd. "Waarom lach je?" vroeg Kendric. Jasmijn grijnsde naar hem. "Oh ik dacht gewoon aan iets," antwoorden Jasmijn. Kendric schudde zijn hoofd. Hij moest toegeven dat Jasmijn een fascineert wezen was. De manier hoe ze lachte. Hoe haar grijze ogen glinsterde als ze lachten om iets. Alles aan haar vond hij fascinerend. Kendric hield het meeste van haar stem, de klank er van. Ook al irriteerde zij en haar moeder hem soms toch werd hij vrolijk als hij 's ochtends haar gezang hoorde. Ze zong altijd een liedje die hij niet verstond. Blijk

Comment Log in or Join Tablo to comment on this chapter...
~

You might like Amethyst Flaurence's other books...